De Aloë Vera (stekjes) komt van oorsprong uit het Midden-oosten. Deze vetplant of succulent is tegenwoordig wijdverspreid in de Caraïben, Midden Amerika en Aziatische landen. Vanwege de vele eigenschappen van het sap, wordt de plant volop gekweekt voor dranken, wondmiddel, zonnebrand en cosmetica. Het dikke blad groeit vanuit een basis en is maximaal 60cm lang. Op de randen van het pastelkleurige groengrijze blad zijn kleine tandjes aanwezig.
Algemeen: deze succulente plant met stevige lange bladeren met stekels, is waarschijnlijk afkomstig uit Noord-Afrika en Arabië. Het is een woestijnplant die groeit op een zonnige plaats in een zandige grond. Hij wordt zo’n 60 à 90 cm groot. Het is een trage groeier die pas bloeit na het derde jaar. De klokvormige bloemen zijn oranjegeel tot oranjerood en staan op tot 1m lange bloemstelen. Al lijkt Aloë qua uiterlijk op een cactus, behoort hij tot de botanische familie van de leliegewassen.
Tip: Deze tropische vetplant wordt ook veel gebruikt in de cosmeticawereld. Uit de bladeren wordt een gel gehaald die gebruikt wordt op wonden en lichte brandwonden. Ook bij eczeem. De medicinale werking is groter bij planten die ouder zijn dan 2 jaar. Al in 2200 v.Chr. stond de Aloë vera bekend als middel bij huidproblemen. Egyptenaren gebruikten het sap om mummies te balsemen.
- De plant is geschikt voor hydrocultuur.
- De bladeren zijn alleen aan de rand stekelig.
- Om de twee tot drie jaar in het voorjaar verpotten. Gebruik een standaardpotgrond of een potgrond speciaal voor cactussen en vetplanten.